De kip, het ei, het kuiken

Nederlandse naam: Kip
Wetenschappelijke naam: Gallus domesticus
Familia: Phasianidae/Meleagridae
Classis: Aves
Phylum: Chordata (subphylum vertebrata)
Regnum: Animalia
Hartritme 270-320 slagen per minuut
Ademhaling: Haan 18-20 per minuut  Hen 30-33 per minuut
Hoenders zweten niet, maar ze sturen meer of minder bloed door de kam om af te koelen.
Leeftijdsverwachting 1 tot 20 jaar
Broedtijd kip 21 dagen
Veren vanaf 6 à 8 weken
Legstart rond +/-20 weken (afh. van soort)
Eieren +/-300 per jaar (=goed gemiddelde, afh. van soort)

Het ei

Het ei bestaat uit een dooier (de eicel) dat de zygote/embryo en veel vetachtige voedingsstoffen bevat, met daaromheen een beschermend omhulsel dat aan het eind van de ontwikkeling ook wordt opgesoupeerd: het wit van het ei (dat veel water bevat).60% van het ei bestaat uit het eiwit (hoofdbestanddeel ovalbumine), 30% uit de dooier, en 10% uit de eischaal.

De dooier is slechts één enkele cel. Met een doorsnede van 3 tot 4 cm is het de grootst bekende cel.
De dooier heeft een dun vlies om zich heen.
Binnenin de dooier bevindt zich het kiempje, dat wit blijft bij koken.
De kleur van de dooier kan variëren tussen zeer licht geel en donker oranje.
De kleur van de dooier wordt veroorzaakt door caroteen en hangt af van de voeding van de kip.
In wortelen zit bijvoorbeeld veel caroteen. Als een kip voornamelijk graan eet, blijft de dooier licht.

Rond de dooier zit het eiwit.
Daarbinnen houden de hagelsnoeren(ook wel de strengen genoemd) de dooier min of meer op zijn plaats.
De schaal van het ei is ongeveer 0,3 mm dik. Jonge kippen leggen een ei met een dikkere schaal dan oudere kippen.
Binnen de schaal zitten twee dunne vliezen, die het eiwit tegen besmetting door bacteriën beschermen.

De schaal is poreus, zodat lucht en vocht kan worden uitgewisseld.
Het embryo in het ei heeft zuurstof nodig om zich te kunnen ontwikkelen.
Verse lucht is dus noodzakelijk en zal dus deze lucht via de poriën van het ei ingaan.
Zodoende kan de zuurstof worden opgenomen in het ei.
Tijdens de groei van het embryo komt kooldioxide en andere gassen vrij in het ei.
Samen met vocht gaat de kooldioxide en de andere gassen door de poriën van de eischaal het ei uit.
De grote van de uitwisseling van gassen en vocht van in en uit het ei is meetbaar door middel van geleidbaarheidsmetingen aan het oppervlakte van het ei.
Bij wetenschappelijke experimenten wordt dit dan ook gedaan.
Hoe groter de geleidbaarheid die gemeten wordt, hoe meer uitwisseling plaats vindt.
Feitelijk is deze uitwisseling afhankelijk van drie parameters en wel de poreusiteit van het ei, de relatieve vochtigheid rond het ei en de temperatuur in en om het ei.

1.Kalkschaal
2.Schaalvlies
3.binnenste Schaalvlies
4.Hagelsnoer
5.Buitenste eiwit
6.Middelste eiwit
7.Dooiervlies
8.Dooier
9.Kiemvlek (of vormingsdooier)
10.Donkere eigeel
11.klare eigeel
12.Binnenste eiwit
13.Hagelsnoer
14.Luchtkamer
15.Porie

Het kuiken

Een ei is een door een vrouwelijk dier gemaakt product, dat na bevruchting door een zaadcel kan uitgroeien tot een nakomeling.

Het ontstaan van een ei geschied als volgt.

Het ei wordt geleidelijk gevormd gedurende een periode van ongeveer 25 uur. Veel organen en systemen dragen bij in het proces waarbij uit de grondstoffen in het voeder van de hen de stoffen ontstaan die onderdelen van het ei vormen. De hen heeft, in tegenstelling tot de meeste dieren, slechts één werkende eierstok –de linker –die is gelegen in de lichaamsholte vlakbij de ruggengraat.

in de vruchtbare periode heeft de vrouwelijke kip tot ongeveer 4000 zeer kleine eicellen (voortplantingscellen) waarvan enkele zich kunnen ontwikkelen tot volledige dooiers als de hen geslachtsrijp is.
Elke dooier wordt omgeven door een dun–wandig vliesje of follikel dat aan de eierstok vastzit.
Dit vliesje wordt rijkelijk voorzien van bloed.
De rijpe dooier komt vrij als het zakje breekt, en wordt opgevangen door de trechter van de linker eileider. (de rechter eileider functioneert niet.)
De linker eileider is een kronkelend buisje van ongeveer 80 centimeter lengte.
Hij is te verdelen in vijf apart te onderscheiden delen met elk een specifieke functie.
Het eerste deel van de eileider is de trechter (infundibulum) de geschatte tijd dat het ei in dit gedeelte door brengt is 15 minuten en ontvangt de dooier van de eierstok.
Als levend sperma voorkomt, vind hier de bevruchting plaats.
In het tweede gedeelte wordt het eiwit gevormd dit duurt ongeveer 3 uur. Albumine (wit) wordt afgescheiden en er vormt zich een eiwitlaag rond de dooier. In het derde deel van de eileider wordt het vlies gevormd.
De binnenste en buitenste schaalmembranen worden toegevoegd, zowel als wat water en enkele minerale zouten hiervoor is ongeveer 1 uur nodig. In het vierde deel wordt de schaal gevormd en neemt dan ook de langste tijd in beslag ongeveer 21 uur.
Eerst wordt er wat water toegevoegd, waardoor het buitenste wit dunner wordt. Dan wordt het materiaal voor de schaal toegevoegd (95% calcium carbonaaten 4% uit eiwit).
Er kunnen ook pigmenten worden toegevoegd om de schaal te kleuren bijvoorbeeld bruin of mintgroen.
Het vijfde deel is de cloaca/vagina, het ei passeert dit deel voor het leggen in een tijdsduur van ongeveer 1 minuut.